Over de Nationale Omgevingsvisie

Over de Nationale Omgevingsvisie

(Iris van der Broek)

De urgentie is hoog; perspectief voor Nederland
Nieuwe visie, nieuwe aanpak
Anders kijken, anders kiezen
Reikwijdte en positionering
Samenwerking en uitvoering
> Totstandkoming
Opbouw van de NOVI

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven, zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie, die ook nog eens nauw met elkaar verweven zijn. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee we keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter kunnen maken. Het Rijk neemt het voortouw in deze gezamenlijke opgave, door het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) komen we tot een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

De urgentie is hoog; perspectief voor Nederland

 

De grote ontwikkelingen en opgaven die voor ons liggen, vragen om een nieuw perspectief voor Nederland. Zij leggen druk op de leefomgeving en de beschikbare ruimte en vragen om nieuwe afwegingen van verschillende belangen met oog voor de lange termijn.

Duurzaam & gezond

Uitdagingen liggen er niet alleen op de lange termijn, maar ook al in de komende jaren. We vragen veel van onze leefomgeving. We willen duurzaam met onze planeet omgaan. We willen een schone, gezonde, herkenbare en veilige omgeving en tegelijkertijd een bloeiende economie. De COVID-pandemie en de gevolgen daarvan tonen de behoefte hieraan des te meer aan.

We hebben ruimte nodig om te wonen, werken, produceren, (ver)bouwen en ons te verplaatsen. We willen leren, spelen, recreëren, ontspannen, bewegen en sporten. We willen de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. We willen zorgen voor veiligheid tegen overstromingen, bescherming tegen gevaren van risicovolle productie en activiteiten. We willen ruimte bieden aan natuur, landschap en water en werken aan gezonde woon-, werk- en leefomstandigheden.

Hoe stemmen we al die wensen op elkaar af? Hoe kunnen we de kwaliteit van onze leefomgeving verder versterken? Hoe maken we ruimtelijke keuzes die ons niet alleen voor nu helpen maar ook houdbaar zijn op de langere termijn? Hoe zorgen we dat we een Nederland houden, waarin we ook in 2050 graag willen wonen en werken? Belangrijke vragen die ons allemaal raken.

Sterke traditie

Onze kennis, ervaring en ambitie geven ons het vertrouwen en de energie om de nieuwe uitdagingen met verve op te pakken. Met het inrichten van de leefomgeving heeft Nederland een sterke traditie. We zijn van oudsher gewend ons aan te passen aan de omstandigheden, vaak met technische ingrepen. Steeds meer komen we erachter dat hier grenzen aan zijn en dat het met het oog op de toekomst zinvol is om ‘mee te bewegen’ met de natuurlijke processen. Met de NOVI zetten we deze traditie voort, met gebruik van nieuwe inzichten en bouwen we door aan een mooi, duurzaam en sterk Nederland, dat klaar is voor de toekomst. Met volle aandacht voor gezondheid, milieu, duurzaamheid, economische kracht en kwaliteit van leven en leefomgeving.

We zijn realistisch: met deze visie geeft het Rijk de hoofdlijnen van de gewenste kwaliteit van de leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling en het te voeren beleid. Waar we nu verstandig richting kunnen bepalen, doet het Rijk dat. Veel keuzes vragen om nadere afwegingen in regio’s, soms op een later moment. Waar nodig zal het Rijk de regie voeren en de richting bepalen. De NOVI is dan ook geen statische beleidsnota, maar eerder een plan van aanpak voor de komende jaren, dat we gedurende het proces steeds kunnen aanpassen, aanvullen en versterken.

Nieuwe visie, nieuwe aanpak


Geïntegreerd

De NOVI staat voor een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. De opgaven zijn groot, veelzijdig en veelal met elkaar verweven. Sectorale doelen zijn in veel situaties niet meer haalbaar met een sectorale aanpak. Dit vraagt om het vinden van oplossingen, waarbij ruimte voor economische ontwikkeling, mobiliteit, reductie van stikstofemissies, wonen en herstel van biodiversiteit zoveel mogelijk hand in hand gaan, én waarbij ook onder ogen moet worden gezien dat niet alles kan in ons land, zonder dat dit beperkingen voor iets of iemand oplevert.

Dit maakt een nieuwe, meer geïntegreerde werkwijze noodzakelijk. Daarbij spelen een aantal uitgangspunten een belangrijke rol. We benutten heel Nederland, bezien de boven- en ondergrond in samenhang en hanteren de dubbeldoelstelling van ontwikkelen én beschermen. De aanpak van de NOVI gaat uit van de nationale belangen die in de leefomgeving aan de orde zijn, en de opgaven die daaruit zijn afgeleid. Zo adviseert het Adviescollege Stikstofproblematiek[1] bij het vinden van oplossingen uit te gaan van de grote transities om te zorgen voor een meer integrale afweging. Waar op deze opgaven een geïntegreerde aanpak noodzakelijk is, geeft de NOVI richting. Op andere onderwerpen wordt naar sectoraal beleid verwezen. Dit onderscheid is niet altijd makkelijk te maken en kan door de tijd heen bovendien wijzigen. Daarom is de NOVI continu aanpasbaar.

Regie

De oplopende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om scherpe en fundamentele keuzes. Ook vraagt zij om meer regie vanuit het Rijk om richting te geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Zo kunnen we in ons land in de toekomst een gezonde en veilige leefomgeving én ruimte voor verdere groei van onze welvaart realiseren. In een blijvend goede balans tussen economie en natuurlijke waarden. Meer regie vanuit het Rijk betekent niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden; wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat. Kortom: Het Rijk neemt het voortouw in deze gezamenlijke opgave. Het betekent ook kiezen voor samenwerking tussen overheden, anders gezegd: het werken als één overheid (vanuit het stelsel van de Omgevingswet).

Samenwerking

Samenwerking bij het maken van de keuzes is dus cruciaal. Nederland is als open economie sterk ingebed in Noordwest-Europa en de rest van de wereld. Als het om grensoverschrijdende opgaven gaat, werken we samen met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld. Binnen de landsgrenzen werkt de Rijksoverheid samen met medeoverheden, maatschappelijke organisaties en burgers. Het proces van de NOVI brengt samenhang in de aanpak op (inter)nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Gebiedsgericht

In toenemende mate komen opgaven in de regio samen en worden daar concrete keuzes gevraagd. Opgaven kunnen beter worden vervuld naarmate de gezamenlijke overheden (Rijk, provincie, waterschappen, gemeenten) meer gebiedsgericht werken en daarin meer als één overheid opereren, en samen optrekken met bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de inwoners van dit land. We verbreden daarom de bestaande Gebiedsagenda’s tot Omgevingsagenda’s en leggen daarin de gebiedsgerichte opgaven landsdekkend vast over de volle breedte van de NOVI. Zo komen we tot een breed gedragen aanpak, die de gemeentelijke en provinciale omgevingsvisies aan de NOVI koppelt. In een aantal gebieden met grote opgaven en complexe problematiek bieden de (institutionele) kaders onvoldoende ruimte voor goede oplossingen. Daarom zijn acht voorlopige NOVI-gebieden benoemd (zie hoofdstuk 5). In goede afstemming met lopende trajecten kijken Rijk en regio gezamenlijk naar mogelijke oplossingen voor deze gebieden, die de huidige kaders ter discussie durven te stellen.

Anders kijken, anders kiezen


Kenmerken en identiteit

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat botsende belangen veelal niet los van elkaar kunnen worden opgelost. De onderlinge afhankelijkheden zijn daarvoor te groot. Het streven is combinaties te maken en belangen waar mogelijk te koppelen (win-win). Dit kan niet altijd en overal, er zijn soms ook scherpe keuzes nodig. Hierbij kijken we niet zozeer naar de functies, en hoe we die stuk voor stuk in het land ‘kwijt’ moeten, maar naar de specifieke kenmerken, identiteit en ontstaansgeschiedenis van gebieden. Wat zijn de economische pijlers van een gebied en wat is de huidige leefomgevingskwaliteit (waaronder natuur, cultureel erfgoed, milieu, landschappelijke schoonheid)? Hoe staat het met bodem, water en lucht? Wat is de huidige inrichting? Waar wordt gewoond, gerecreëerd en gewerkt, hoe verplaatsen mensen zich? Hoe zijn bewoners georganiseerd en welke maatschappelijke initiatieven leven er? Het gaat bij het zoeken naar oplossingen en het maken van keuzes om de eigen kracht en uitgangspunten van gebieden te versterken.

Veel nationale belangen en opgaven grijpen in of maken gebruik van de eigenschappen van het bodem-watersysteem en het daarin aanwezige natuurlijke kapitaal in de vorm van draagkracht, grondwater, bouwgrondstoffen en mijnbouwdelfstoffen. Het efficiënt, veilig en duurzaam gebruik van het bodem-watersysteem is noodzakelijk om alle nationale belangen in voldoende mate te kunnen bedienen en werkt in die nationale belangen ook door. Meer dan voorheen worden functies dáár neergelegd waar ze passen bij de natuurlijke eigenschappen en karakteristieken van het bodem-watersysteem.

Anders kijken, anders kiezen. (Vereniging Deltametropool)
Anders kijken, anders kiezen. (Vereniging Deltametropool)

 

Afwegen

Bij afweging van belangen kijken we naar maatschappelijke waarden, waaronder kosten en baten. De uitdaging is de leefomgeving zo in te richten, dat functies elkaar waar mogelijk versterken, zich kunnen ontwikkelen en elkaar zo min mogelijk in de weg zitten en voldoende tot hun recht komen. Zo kunnen we met elkaar een goede leefomgevingskwaliteit realiseren, zonder onnodige en onverantwoorde afwenteling naar andere gebieden of toekomstige generaties. Voor overheden geldt dat kosten en investeringen ingepast zullen moeten worden binnen de budgetten, die daar op het moment van besluitvorming voor zijn.

Reikwijdte en positionering


Instrument van Omgevingswet

De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De NOVI komt als structuurvisie uit onder de bestaande Wet ruimtelijke ordening (WRO). Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De Omgevingswet geeft aan de NOVI mee dat deze ‘met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht is op het in onderlinge samenhang: (a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit[2] en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften’.[3]

Fysieke leefomgeving

De NOVI is de eerste integrale nationale beleidsvisie conform de Omgevingswet en hanteert dan ook dezelfde brede opvatting van het begrip fysieke leefomgeving: de natuurlijke omgeving met grote wateren en natuurlandschappen, agrarische cultuurlandschappen, de gebouwde omgeving met steden, dorpen, bedrijventerreinen, netwerken en infrastructuur voor het verkeer van personen, goederen, data, stoffen en energie, en het cultureel erfgoed. De ontwikkeling van de leefomgeving moet zo veel als mogelijk in balans zijn met bescherming van waarden als gezondheid, veiligheid, landschap, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. De fysieke leefomgeving is verweven met de sociale leefomgeving. Naast de ruimtelijk-functionele indeling van de leefomgeving gaat het ook om de activiteiten die een effect hebben op de leefomgeving in brede zin, waaronder het milieu, water, bodem, lucht en het natuurlijk kapitaal. Boven- en ondergrond zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. De opgaven vragen om een aanpak op korte, middellange en lange termijn. Voor de ontwikkelingen en aanpak proberen we vooruit te kijken naar 2050. Daarbij maken we gebruik van de (sectorale) doelen die al eerder door het Kabinet voor het jaar 2050 zijn neergezet[4]. Waarbij duidelijk is dat veel doelen op de lange termijn al in de komende jaren vragen om handelen. Echter, we willen voorkomen dat met het stellen van tussentijdse doelen de langetermijnambities verwateren. Alles wat we doen op de korte en middellange termijn, moet ook bijdragen aan de realisatie van de doelen voor 2050.

Nationaal en internationaal

De NOVI is gericht op de nationale schaal, waarbij het conform de Omgevingswet gaat om Europees Nederland inclusief de territoriale wateren, exclusief het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Inhoudelijk beperkt de visie zich niet tot Nederland. We vertalen in de NOVI en daaraan gerelateerde programma’s, de relevante internationale regels en afspraken. Veel vraagstukken vragen een grensoverschrijdende aanpak. Afspraken over vliegen en varen maken we bijvoorbeeld al langer in EU-verband en wereldwijd aan internationale tafels (ICAO[5], IMO[6]). Ook over riviermanagement maken we al langer afspraken met België, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Luxemburg voor bijvoorbeeld het gehele stroomgebied van de Rijn of de Maas.

Op diverse andere terreinen vraagt direct grensoverschrijdende samenwerking om inzet. Woning- en arbeidsmarkten laten zich niet beperken door administratieve grenzen. De samenhang met Vlaanderen is op deze terreinen steeds groter. De toenemende woon-werkstromen tussen Nederland en Vlaanderen, maar ook het samengaan van de havens van Vlissingen en Terneuzen met die van Gent, laten dit zien. Ook met de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen nemen de relaties toe. Het uitbouwen daarvan is essentieel voor de grensoverschrijdende mogelijkheden van onze inwoners en het functioneren van ons land.

Samenwerking en uitvoering

De NOVI-aanpak is gebaseerd op brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden, burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Partners in de samenleving dragen actief bij aan het verbeteren van de leefomgeving en het verduurzamen van de manier waarop we wonen, werken en recreëren. Dit vraagt een Rijksoverheid die samenwerkt en faciliteert waar wenselijk en nodig, en regisseert en richting geeft waar het moet.

Verantwoordelijkheid

Het beleid in de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. De NOVI geeft aan waar het Rijk zich op nationale schaal aan bindt, waar het regie voert richting medeoverheden of waar het juist aan de medeoverheden is om keuzes te maken. Provincies en (samenwerkende) gemeenten zullen in hun omgevingsvisies uiting geven aan hun eigen verantwoordelijkheid en keuzes in de fysieke leefomgeving. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet direct juridisch aan de visie in de NOVI gebonden, maar wel aan de daaruit volgende regels en normen. Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig op elkaar aansluiten. Het draagt bij aan de onderbouwing van keuzes die de overheid maakt, als de bestuurslagen oog hebben voor elkaars wensen en doelen.

Goed bestuur

De sturingsfilosofie van de Omgevingswet is gebaseerd op vertrouwen, waarbij gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de fysieke leefomgeving van groot belang is voor het opstellen van een omgevingsvisie. Goed bestuur betekent dat medeoverheden rekening houden met de NOVI en dat het Rijk bij het opstellen van de NOVI rekening houdt met het beleid van medeoverheden. In de uitvoering moet ook duidelijk worden welke verantwoordelijkheid bedrijven, burgers en maatschappelijke partijen willen en kunnen hebben voor de kwaliteit van de leefomgeving. Om de samenwerking met de medeoverheden te bekrachtigen, wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar Samenwerkingsafspraken.

Omgevingsrecht

De NOVI is één van de instrumenten van het nieuwe stelsel voor omgevingsrecht. De visie vormt één geheel met andere instrumenten, zoals de algemene regels, de programma’s en de omgevingsvergunning. Deze instrumenten kunnen niet los gezien worden van andere (sectorale) beleidsinstrumenten om de gestelde doelen richting 2050 te realiseren. Keuzes die in de NOVI worden gemaakt, zullen vervolgens worden doorvertaald in investeringsbeslissingen, programma’s en waar nodig in regelgeving. Deze NOVI is de eerste visie vanuit het gedachtegoed van de toekomstige Omgevingswet. De visie is daarmee nadrukkelijk breder dan eerdere beleidsplannen en (structuur)visies, die veelal primair een facet (bijvoorbeeld ruimte, bodem of milieu) of een sector (bijvoorbeeld landbouw of mobiliteit) bestreken.

Strategisch verbinden

We markeren met deze eerste integrale NOVI het begin van een groeitraject. Het verschijnen van de NOVI betekent niet het einde van andere nota’s en visies die de fysieke leefomgeving betreffen. Waar deze beleidskaders naast een sectorale, ook om een integrale benadering vragen, zullen deze worden gekoppeld aan het doorgaande NOVI-proces. Vanwege de omvang en breedte van de fysieke leefomgeving kunnen niet alle onderwerpen volledig worden uitgediept. Bestaande nota’s en beleidsterreinen worden in de NOVI op strategisch niveau verbonden. Op dat niveau geeft het Rijk richting, maar in veel gevallen is nog gebiedsgerichte en/of programmatische uitwerking nodig. De NOVI biedt daarvoor het kader. Zo benoemt het Kabinet in het aan de NOVI gerelateerde Nationaal Milieubeleidskader[7] een aantal bouwstenen die nodig zijn om de ambities op het gebied van milieu nader vorm te geven en uit te werken. De NOVI blijft daarbij in ontwikkeling en kan worden aangepast als de omstandigheden daarom vragen.

Uitvoeringsagenda

Samen met de NOVI wordt een Uitvoeringsagenda uitgebracht. Daarin wordt inzichtelijk gemaakt hoe we uitwerking geven aan de NOVI, welke inzet Rijk en regio nu al plegen en welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt.

Totstandkoming


Maatschappelijke betrokkenheid

We hebben in de opstartfase van de NOVI vele werkplaatsen georganiseerd om ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving, ervaringen en ambities op te halen. In de fasen daarna hebben we verdiepingssessies met experts en gebiedsdialogen in het land gehouden. Om het burgerperspectief boven tafel te krijgen, hebben we onder meer een publieksonderzoek uitgevoerd, waarbij naast een online enquête, ook op verschillende plekken in Nederland focusgroepen zijn georganiseerd. Ook hebben we de opvattingen van kinderen en jongeren gepeild[8],[9]. In de realisatiefase om tot de ontwerp-NOVI te komen, hebben we met bestuurlijke en maatschappelijke partijen diverse ‘botsproeven’ georganiseerd, om te bezien waar de ingeslagen richting en nationale belangen kunnen conflicteren en welke oplossingen hiervoor mogelijk zijn. Na de publicatie van de ontwerp-NOVI vond op verschillende manieren maatschappelijk debat plaats. Uit de ingediende zienswijzen op het ontwerp bleek grote maatschappelijke betrokkenheid. In elke provincie werd samen met de medeoverheden een informatiebijeenkomst georganiseerd over de ontwerp-NOVI. Ook volgde een debatreeks over de NOVI en de wijze waarop we daar verder uitvoering aan geven.

Publicaties

In februari 2017 is de Startnota[10] Opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) verschenen. Daarin is de reikwijdte aangegeven en zijn vanuit verschillende sectorale opgaven vervolgens strategische opgaven voor de leefomgeving geformuleerd. In april 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd[11] over de wijze waarop en de richting waarin de NOVI werd opgesteld en zijn de strategische opgaven op basis van urgentie en het regeerakkoord verscherpt tot vier prioriteiten. In oktober 2018 is het kabinetsperspectief Nationale Omgevingsvisie aan de Tweede Kamer gestuurd[12]. Dit perspectief gaf een opening voor het maatschappelijk debat door politieke richting van het kabinet te geven op drie urgente onderwerpen die volop in discussie zijn. In juli 2019 is de ontwerp-NOVI[13] naar de Tweede Kamer gestuurd op basis waarvan de terinzagelegging begon. In april 2020 is de brief ‘Regie en keuzes in het nationaal omgevingsbeleid (NOVI)’[14] aan de Tweede Kamer verstuurd. Daarin staan belangrijke wijzigingen voor de definitieve NOVI ten opzichte van het ontwerp, met name op het terrein van stedelijke ontwikkeling, het landelijk gebied en waterbeheer.

Open proces

Vanaf het begin van de ontwikkeling van de NOVI is gewerkt in een open proces. Op rijksniveau werken de betrokken ministeries intensief samen. Interbestuurlijk gebeurt dat met gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens zijn adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers op verschillende manieren betrokken. Ook de resultaten van de ex ante evaluatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zijn betrokken bij het opstellen van de NOVI. Net als het ontwerp is ook de definitieve NOVI in een open proces ontwikkeld en zijn de keuzes uit het ontwerp in samenspraak verder aangescherpt. Gegeven inbreng is zo goed mogelijk verwerkt. Ook de uitwerking van de NOVI zal in samenwerking met vele partijen plaatsvinden. Het blijft een open proces, ook in de verdere (regionale) uitwerking, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

PlanMER

Bij de ontwerp-NOVI verscheen een PlanMER. Dit rapport beschrijft kansen en risico’s voor de fysieke leefomgeving van de in de NOVI gemaakte beleidskeuzes. Het rapport gaat in op milieueffecten en brengt ook andere omgevingseffecten in beeld. Tijdens het opstellen van de ontwerp-NOVI zijn tussentijdse resultaten van het PlanMERproces benut als inbreng voor de visie. Het beeld van het PlanMER was dat er meer kansen dan risico’s voor de leefomgeving waren. Omdat het PlanMER voor milieukwaliteit, gezondheid, biodiversiteit en welzijn wel meer risico’s dan kansen constateerde, werden in de beleidskeuzes met oog op deze onderwerpen in de ontwerp-NOVI aanscherpingen doorgevoerd.

Het PlanMER geeft aan dat in de fysieke leefomgeving verschillende opgaven bij elkaar komen, op elkaar in werken en wedijveren om de (milieu)ruimte. Dat komt ook doordat de NOVI een visie is op hoofdlijnen met strategische nationale beleidskeuzes voor vier prioriteiten waarvoor een samenhangende, geïntegreerde aanpak op nationale schaal nodig is, over de sectoren heen. Het PlanMER geeft zich er rekenschap van dat er naast de NOVI voor sommige meer specifieke nationale belangen keuzes zijn en worden vastgelegd in verschillende structuurvisies, nota’s, andere beleidsstukken en bestuurlijke afspraken.

Het PlanMER bracht kansen en risico’s van de beleidskeuzes in de ontwerp-NOVI in beeld. Geconstateerd werd dat een aantal risico’s om aanvullende maatregelen vragen. Daarvoor kan gedacht worden aan nationale beleidskeuzes, –visies en uitvoeringsmaatregelen voor specifieke beleidsterreinen (zoals milieu, mobiliteit, luchtvaart, natuur, gezondheid) en aan nadere (gebiedsgerichte of sectorale) uitwerkingen. Dit is ook het geval voor specifieke (milieu)onderwerpen die geen plek in de NOVI hebben gekregen en voor een aantal onderwerpen waarop een trendmatige achteruitgang geldt die niet of niet voldoende wordt gekeerd door de beleidskeuzes in de NOVI zelf.

De Commissie m.e.r. werd om advies gevraagd over de in het PlanMER weergegeven milieueffecten. De commissie adviseerde om aanvullende informatie aan te leveren op de Staat van de Leefomgeving[15] en botsproeven uit te voeren voor keuzes over klimaatadaptatie, energietransitie, economische groei, verstedelijking en het landelijk gebied.

Naar aanleiding van dit advies zijn voor de botsproeven werksessies gehouden. Aan deze werksessies namen behalve de departementen die betrokken zijn bij de door de Commissie genoemde onderwerpen ook het PBL en het RIVM-deel. De door de Commissie gevraagde aanvullende informatie over de Staat van de Leefomgeving en de conclusies uit deze botsproeven werden opnieuw voor advies voorgelegd aan de Commissie. Ook het door de Commissie tussentijds geleverde advies over deze aanvullende informatie werd betrokken bij het opstellen van de definitieve NOVI. Dit heeft geleid tot aanscherping van een aantal beleidskeuzes en de regierol van het Rijk. De check van de effecten hiervan voor de leefomgeving leidt wederom tot meer kansen dan risico’s.

Opbouw van de NOVI

De NOVI beschrijft (in hoofdstuk 2) een toekomstperspectief met de ambities: wat willen we bereiken? Vervolgens beschrijven we (in hoofdstuk 3) de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze prioriteiten maken we in hoofdstuk 4 beleidskeuzes. De vier prioriteiten zijn:
 

Prioriteit 1
Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie 

Prioriteit 2
Duurzaam economisch groeipotentieel 

Prioriteit 3
Sterke en gezonde steden en regio's 

Prioriteit 4
Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

 

Figuur: Prioriteiten uit de NOVI

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Meer lezen over de prioriteiten? Klik hier en u gaat naar het hoofdstuk ‘richting geven op prioriteiten’.

De NOVI is erop gericht om voor deze vier prioriteiten de nationale beleidskeuzes (op strategisch niveau) zo scherp mogelijk te formuleren. Waar keuzes op nationaal niveau in de NOVI zelf niet of nog niet scherp gemaakt kunnen worden of waar dit niet verstandig is, wordt richting gegeven aan decentrale keuzes via voorkeursvolgordes of strategieën en/of aangegeven welk (regionaal) proces geëigend is om dat wel te doen.

Om de beleidskeuzes weloverwogen te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. Afwentelen wordt voorkomen.

De uitvoering van de NOVI (hoofdstuk 5) vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteren we vier uitgangspunten:

  1. We werken als één overheid, samen met de samenleving;
  2. We stellen de opgave(n) centraal;
  3. We werken gebiedsgericht;
  4. We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

Deze uitgangspunten zijn eveneens leidend in de Uitvoeringsagenda.

Figuur: Afwegen met de NOVI.


[1] Adviescollege Stikstofproblematiek, Niet alles kan. Amersfoort, 2019.
[2] In de NOVI gebruiken we het bredere begrip leefomgevingskwaliteit.
[3] Omgevingswet, Den Haag 2016.
[4] Zie TK 34682, nr. 1; TK 34682 nr. 3;  TK 34682, nr. 6.
[5] International Civil Aviation Organization (ICAO).
[6] International Maritime Organization (IMO).
[7] Ministerie van Infrastructuur en Milieu, ‘Een schone taak’. Bouwstenen voor een gezond, veilig en schoon leefmilieu, Den Haag, te verschijnen.
[8] Motivaction International BV, Burgerperspectieven voor de NOVI & Burgerdialogen, input voor de NOVI, augustus 2018 respectievelijk januari 2019.
[9] Het Groene Brein, Combineren, Concentreren & Concurreren - Een jongerenperspectief op de Nationale Omgevingsvisie, juni 2018.
[10] TK 34682, nr. 1.
[11] TK 34682, nr. 3.
[12] TK 34682, nr. 6.
[13] TK 34682, nr. 48.
[14] TK 34682, nr. 27.
[15] TK 34682, nr. 27. Achtergronddocument bij PlanMER NOVI - De Staat van de fysieke leefomgeving.

Cookie-instellingen
Cookie-instellingen sluiten

Cookie-instellingen

Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer over cookies in onze cookieverklaring.


Deze cookies verzamelen nooit persoonsgegevens en zijn noodzakelijk voor het functioneren van de website.

Deze cookies verzamelen gegevens zodat we inzicht krijgen in het gebruik en deze website verder kunnen verbeteren.

Deze cookies zijn van aanbieders van externe content op deze website. Denk aan film, marketing- en/of tracking cookies.